Neurogene Communicatiestoornissen
Wat is therapie voor neurogene communicatiestoornissen ?
De logopedische therapie voor neurogene communicatiestoornissen kan onderverdeeld worden in de behandeling van spraakstoornissen (dysartrie of spraakapraxie), taalstoornissen (afasie) en stoornissen in de cognitieve communicatie (zoals aandacht- en geheugenproblemen). Deze stoornissen kunnen geïsoleerd of samen voorkomen en kunnen ontstaan door een niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Hiermee wordt een beroerte, een hersentrauma of een neurodegeneratieve aandoening, zoals de ziekte van Parkinson, MS, Myasthenia gravis of ALS bedoeld. Het doel van deze therapie is om de communicatieve vaardigheden te herstellen en de levenskwaliteit van de cliënt te verbeteren.
Dysartrie
Therapie voor dysartrie richt zich op het behandelen van spraakproblemen die ontstaan door spierzwakte, verlamming of coördinatieproblemen van de spraakspieren. Het doel van de therapie is om de spraak duidelijker en beter verstaanbaar te maken, zodat de cliënt beter kan communiceren.
Hoe werkt de therapie?
1. Logopedisch onderzoek
De therapie begint steeds met een uitgebreid onderzoek door de logopedist. Hierbij wordt gekeken naar de aard en ernst van de communicatiestoornis en de specifieke behoeften van de cliënt.
2. Behandelplan op maat
Op basis van het logopedisch onderzoek stelt de logopedist een persoonlijk behandelplan op. Dit plan is afgestemd op de unieke uitdagingen en doelen van de cliënt.
3. Spraaktraining
Indien er uit het logopedisch onderzoek een spraakstoornis, meer bepaald een dysartrie, kan worden gediagnosticeerd, wordt er dysartrietherapie opgestart. Deze therapie omvat oefeningen en technieken om de spraakvaardigheden te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat de cliënt werkt aan zijn articulatie, resonantie, ademhaling, stem en/of prosodie (het spreektempo, de melodie en het ritme van de spraak).
4. Communicatiehulpmiddelen en - strategieën
Bovenop de specifieke dysartrietherapie leert de logopedist de cliënt strategieën om beter te communiceren, zoals het gebruik van gebaren en oogcontact. Indien nodig overloopt de logopedist ook de mogelijkheden wat betreft alternatieve en ondersteunende communicatiemiddelen zoals communicatiekaarten, spraakcomputers of apps.
5. Educatie en ondersteuning:
Tot slot geeft de logopedist educatie en ondersteuning aan de cliënt, zijn familie en zijn verzorgers. Dit helpt de cliënt om de technieken thuis toe te passen en om beter om te gaan met de communicatiestoornis in het dagelijks leven. De familie en verzorgers leren hierdoor beter te begrijpen hoe ze kunnen communiceren met de cliënt en hoe ze de geleerde technieken kunnen ondersteunen en toepassen in het dagelijks leven.
Spraakapraxie
Therapie voor spraakapraxie richt zich op het behandelen van spraakproblemen die ontstaan door moeilijkheden met het plannen en coördineren van de bewegingen die nodig zijn voor spraak. Mensen met spraakapraxie weten wat ze willen zeggen, maar hebben moeite met het correct uitspreken van woorden. Het doel van de therapie is om de spraak nauwkeuriger en vloeiender te maken, zodat de communicatie verbetert.
Hoe werkt de therapie?
1. Logopedisch onderzoek
De therapie begint steeds met een uitgebreid onderzoek door de logopedist. Hierbij wordt gekeken naar de aard en ernst van de communicatiestoornis en de specifieke behoeften van de cliënt.
2. Behandelplan op maat
Op basis van het logopedisch onderzoek stelt de logopedist een persoonlijk behandelplan op. Dit plan is afgestemd op de unieke uitdagingen en doelen van de cliënt.
3. Spraaktraining
Indien er uit het logopedisch onderzoek een spraakstoornis, meer bepaald een spraakapraxie kan worden gediagnosticeerd, wordt er therapie voor spraakapraxie opgestart. Deze therapie omvat intensieve en herhalende spraakoefeningen die gericht zijn op het verbeteren van de motorische planning en coördinatie. De therapie wordt langzaam opgebouwd van eenvoudige klanken naar complexe gesprekken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van visuele en auditieve cues, zoals spiegels of video-opnames.
4. Communicatiehulpmiddelen en - strategieën
Bovenop de specifieke therapie voor spraakapraxie leert de logopedist de cliënt strategieën om beter te communiceren, zoals het gebruik van gebaren en oogcontact. Indien nodig overloopt de logopedist ook de mogelijkheden wat betreft alternatieve en ondersteunende communicatiemiddelen zoals communicatiekaarten, spraakcomputers of apps.
5. Educatie en ondersteuning
Tot slot geeft de logopedist educatie en ondersteuning aan de cliënt, zijn familie en zijn verzorgers. Dit helpt de cliënt om de technieken thuis toe te passen en om beter om te gaan met de communicatiestoornis in het dagelijks leven. De familie en verzorgers leren hierdoor beter te begrijpen hoe ze kunnen communiceren met de cliënt en om hen te ondersteunen en te motiveren bij het uitvoeren van de spraakoefeningen thuis.
Afasie
Therapie voor afasie richt zich op het behandelen van taalproblemen die ontstaan ten gevolge van een niet-aangeboren hersenletsel. Afasie beïnvloedt het vermogen om te spreken, te begrijpen, te lezen en te schrijven. Het doel van de therapie is om de communicatievaardigheden wat betreft taalbegrip en taalproductie te verbeteren en de cliënt te helpen weer effectiever te communiceren in het dagelijks leven.
Hoe werkt de therapie?
1. Logopedisch onderzoek
De therapie begint steeds met een uitgebreid onderzoek door de logopedist. Hierbij wordt gekeken naar de aard en ernst van de communicatiestoornis en de specifieke behoeften van de cliënt.
2. Behandelplan op maat
Op basis van het logopedisch onderzoek stelt de logopedist een persoonlijk behandelplan op. Dit plan is afgestemd op de unieke uitdagingen en doelen van de cliënt.
3. Taaltraining
Indien er uit het logopedisch onderzoek een taalstoornis kan worden gediagnosticeerd, wordt er afasietherapie opgestart. Deze taaltherapie omvat oefeningen en technieken om de taalvaardigheid te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat de cliënt werkt aan geschreven en gesproken taalbegrip, naspreken, woordvinding, lezen, schrijven en/of zinsbouw.
4. Communicatiehulpmiddelen en - strategieën
Bovenop de specifieke afasietherapie leert de logopedist de cliënt strategieën om beter te communiceren, zoals het gebruik van gebaren, tekeningen of omschrijvingen. Indien nodig overloopt de logopedist ook de mogelijkheden wat betreft alternatieve en ondersteunende communicatiemiddelen zoals communicatiekaarten, spraakcomputers of apps. Dit kan zelfs als de taalvaardigheden van een cliënt beperkt zijn.
5. Educatie en ondersteuning
Tot slot geeft de logopedist educatie en ondersteuning aan de cliënt, zijn familie en zijn verzorgers. Dit helpt de cliënt om de technieken thuis toe te passen en om beter om te gaan met de communicatiestoornis in het dagelijks leven. De familie en verzorgers leren hierdoor beter te begrijpen hoe ze kunnen communiceren met de cliënt en hoe ze de geleerde technieken kunnen ondersteunen en toepassen in het dagelijks leven.
Cognitieve Communicatiestoornissen
De therapie voor cognitieve communicatiestoornissen richt zich op het behandelen van problemen met communicatie die voortkomen uit cognitieve beperkingen ten gevolge van een niet-aangeboren hersenletsel. Deze cognitieve communicatiestoornissen kunnen bestaan uit problemen met aandacht, geheugen, plannen en organiseren en probleemoplossend denken. Het doel van de therapie is om deze vaardigheden te verbeteren en de levenskwaliteit van de cliënt te verhogen.
Hoe werkt de therapie?
1. Logopedisch onderzoek
De therapie begint steeds met een uitgebreid onderzoek door de logopedist. Hierbij wordt gekeken naar de aard en ernst van de communicatiestoornis en de specifieke behoeften van de cliënt.
2. Behandelplan op maat
Op basis van het logopedisch onderzoek stelt de logopedist een persoonlijk behandelplan op. Dit plan is afgestemd op de unieke uitdagingen en doelen van de cliënt.
3. Cognitieve oefeningen
Indien er uit het logopedisch onderzoek een cognitieve communicatiestoornis kan worden gediagnosticeerd, wordt er cognitieve communicatietherapie opgestart. Deze therapie omvat oefeningen die gericht zijn op het verbeteren van aandacht, geheugen, organiseren en plannen en/of probleemoplossende vaardigheden. Deze oefeningen helpen de cliënt om zich beter te kunnen concentreren, informatie te onthouden en dagelijkse taken te organiseren.
4. Communicatietraining
De therapie richt zich ook op het verbeteren van sociale interacties. De cliënt leert strategieën om de communicatieve vaardigheden zoals beurtname en het gebruik van non-verbale communicatie te verbeteren. Daarenboven leert de cliënt om beter om te gaan met sociale situaties, zoals het starten en onderhouden van gesprekken, het interpreteren van sociale signalen en het aanpassen van communicatie aan verschillende situaties.
5. Communicatiehulpmiddelen en - strategieën
De logopedist kan verschillende hulpmiddelen en strategieën aanbevelen om de communicatie en cognitie in het dagelijks leven te ondersteunen. Dit kan variëren van notitieboeken en herinneringsapps tot visuele schema’s en gesprekskaarten.
6. Educatie en ondersteuning
De therapie biedt ook educatie en ondersteuning voor de cliënt en zijn of haar familie. Dit helpt hen om de technieken thuis toe te passen en beter om te gaan met de communicatiestoornis in het dagelijks leven.
Waarom is therapie voor neurogene communicatiestoornissen
belangrijk?
Deze therapie is essentieel omdat het de cliënt helpt om verloren communicatieve vaardigheden terug te winnen of nieuwe manieren te vinden om effectief te communiceren. Dit draagt bij aan een grotere onafhankelijkheid en zelfvertrouwen, en verbetert de algehele levenskwaliteit. Door de communicatie te herstellen, kan de cliënt beter deelnemen aan sociale interacties, wat essentieel is voor emotioneel welzijn en maatschappelijke participatie.